Brandgedrag en het gevaar van textiel

1.    ACHTERGROND

De Warenwet eist dat van textielartikelen altijd bekend gemaakt wordt uit welke vezels ze zijn samengesteld en in welke verhouding de vezels voorkomen. Deze informatie is vrijwel altijd te vinden op een ingenaaid etiket. De Warenwet eist geen informatie over brandgevaarlijkheid. Een uitzondering hierop is in 1992 gemaakt voor nachtkleding.

1.1 WAAR DE GEVAREN ZITTEN 

Textiel bestaat uit geweven of gebreide vezels. Die vezels kunnen bestaan uit natuurlijk materiaal, zoals katoen, wol, linnen of hennep. Of uit synthetisch materiaal zoals acryl, polyester of polyamide. Ook een combinatie van natuurlijk en synthetisch materiaal is mogelijk. Viscose behoort tot deze laatste categorie. Textiel vliegt over het algemeen snel in brand. Brand kan zich via textiel makkelijk uitbreiden. Brand gaat veelal gepaard met de ontwikkeling van (giftige) rook. Sommige textielsoorten smelten of ontleden bij brand. De zeer hete smeltdruppels kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.

Brand in een woning kan zich snel uitbreiden omdat er veel textiel in onze woningen te vinden is. Denk behalve aan kleding ook aan gordijnen, vloerbedekking, tafelkleden, bekleding van meubilair en aan beddengoed. In veel van de genoemde producten zijn kunststoffen verwerkt. In matrassen, kussens en meubilair treft u schuimen (zoals polyether) of schuimrubber aan. De meeste schuimen vatten gemakkelijk vlam. In sommige schuimen zijn brandvertragende middelen verwerkt waardoor dit minder snel gebeurt. Behalve voor een snelle branduitbreiding zorgen schuimen in het algemeen ook voor de ontwikkeling van een grote hoeveelheid giftige rook. Het is vooral deze rook die verantwoordelijk is voor de vele slachtoffers bij brand in woningen: de doodsoorzaak is vaak verstikking door rook, volgend op bedwelming.

Behalve brandbare textiele producten, en natuurlijk zuurstof, is een ontstekingsbron nodig voor het ontstaan van brand. Naast open vuur zoals de vlam van een kaars of aansteker, of een vonk uit een open haard, zijn er vaak nog andere, minder bekende ontstekingsbronnen in huis. Zo kunnen gordijnen die boven een hete verwarming hangen, erg droog worden en daardoor makkelijker vlam vatten. Door de luchtcirculatie in de buurt van de verwarming wordt een eenmaal ontstane brand door de toestromende lucht extra aangewakkerd. Denk ook aan een straalkacheltje, of een lamp, en zelfs een vergrootglas waar zonlicht op valt. Dergelijke bronnen leveren na langdurige blootstelling voldoende energie om textiel te ontsteken. Wasgoed schroeit en vat spontaan vlam wanneer het te lang op de kachel ligt om te drogen. Dit gebeurt bijvoorbeeld door er bij weg te lopen en het vervolgens te vergeten.

1.2 WAAROM IS TEXTIEL BRANDGEVAARLIJK? 

De brandbaarheid van textiel hangt in de eerste plaats af van de vezel die erin is verwerkt. Achterin deze brochure is een overzicht opgenomen van de mate van brandbaarheid van veel toegepaste vezelsoorten. Eigenlijk is de term 'brandbaarheid' niet zo'n goede. Immers, in principe is iedere stof brandbaar, als de temperatuur maar hoog genoeg is. 'Ontvlambaar' is een betere term. We hanteren daarom in het overzicht de begrippen: nagenoeg niet ontvlambaar, moeilijk ontvlambaar, en gemakkelijk ontvlambaar.

Behalve de toegepaste vezel zijn ook andere factoren van invloed op het brandgedrag:

De structuur van het weefsel,

De behandeling van het weefseloppervlak,

De samenstelling van een stof,

De vormgeving van het product

De ouderdom van het product

We besteden kort aandacht aan de invloed van deze factoren van invloed van deze factoren op het brandgedrag.

De structuur van het weefsel

Voor brand is zuurstof nodig. Een opengeweven (brandbaar) weefsel, waar de zuurstof uit de lucht makkelijk bij kan, zal daarom eerder ontvlammen en blijven branden dan een dichtgeweven weefsel. Zware wollen weefsels zijn doorgaans zo dicht geweven dat vuur geen kans krijgt: de vlammen doven al snel. Dat betekent niet dat wol niet brandbaar is! Open en vooral harige weefsels van wol branden als de beste. In het algemeen zullen weefsels met een 'harige' oppervlak (met een lange pool) eerder ontvlammen dan dichte, gladde weefsels. Voorbeelden van 'harige' weefsels zijn: flanel, pluche, fluweel en badstof.

De behandeling van het weefseloppervlak

In de fabriek of tijdens het gebruik kunnen allerlei stoffen op het weefseloppervlak terechtkomen die invloed hebben op het brandgedrag:

Brandvertragers: dit zijn stoffen die textiel minder brandbaar maken. Dat kan door toepassing op het oppervlak van het weefsel, maar ook door verwerking in de vezel. Deze laatste bewerking is in de regel duurzamer.

Restanten en wasmiddelen: In sommige gevallen kunnen deze restanten de stoffen brandbaarder maken.

Vuil: een weefsel kan door vuil aanzienlijk brandbaarder worden, zeker als het benzine, olie of vet betreft.

De samenstelling van een stof

Ook de samenstelling van het weefsel (de verschillende vezelsoorten die erin verwerkt zijn) is van invloed op het brandgedrag. Mengvezels van polyester met wol, polyester met katoen, of nylon met wol, zijn vaak makkelijker ontvlambaar dan alleen polyester, of alleen nylon. Zware wollen weefsels waarin een bepaald percentage synthetische vezels verwerkt is, zijn in de regel gemakkelijker ontvlambaar dan wanneer ze voor 100% uit wol bestaan.

De vormgeving van het product

Grote plooien in gordijnen en tafelkleden werken als schoorstenen daardoor kan het vuur zich razendsnel naar boven verspreiden. Hetzelfde effect doet zich voor bij wijdvallende kleding. Bovendien kan wijdvallende kleding makkelijker dan nauwsluitende kleding per ongeluk in aanraking komen met open vuur. 

De ouderdom van het product

Vuil, waspoederresten en uitdroging kunnen de ontvlambaarheid van oude kleding vergroten. Ook kunnen aan het oppervlak van het weefsel aangebrachte brandvertragende stoffen door wasbehandelingen verdwijnen.

2.    WONINGTEXTIEL

2.1 GORDIJNEN

In gordijnen worden verschillende soorten vezels verwerkt, zoals katoen, acryl of polyester. Vaak worden ook mengvezels toegepast. Alle eerder genoemde factoren die textiel brandgevaarlijk maken zijn ook van invloed op het brandgedrag van gordijnen. Let bij gordijnen vooral op de omgeving: vermijd hittebronnen in de nabijheid van gordijnen. Is dit niet goed mogelijk, bijvoorbeeld in een kleine ruimte, kies dan een textielsoort die niet gemakkelijk ontvlamd. Er bestaan ook gordijnstoffen die met een brandvertragend middel behandeld zijn.

2.2 BEKLEED MEUBILAIR

Beklede meubelen, zoals zitbanken, fauteuils of zitkussens, bestaan meestal uit een schuimvulling, soms een tussenlaag (interliner) en daarover de meubelbekleding. De vulling bestaat vaak uit het zeer makkelijk ontvlambare polyeter- of polyurethaanschuim. Daarnaast komen ook schuimen voor (doorgaans bij de duurdere meubelen) die met brandvertragende stoffen zijn behandeld. Deze schuimen worden aangeduid met 'HR'. Een 'CMHR' ofwel Combustion Modified High Resilience schuim geeft aan dat de matras zelfdovend is. Schuimrubber (rubberlatex)brandt minder snel dan polyeterschuim maar is gevoeliger voor smeulende verbranding.

Een interliner bestaat uit moeilijk ontvlambaar materiaal. Deze tussenlaag dient ter bescherming van de vulling. De meubelbekleding kan uit allerlei soorten textiel bestaan. De meeste soorten bekleding zijn gemakkelijk ontvlambaar.

Er wordt momenteel in Europa gewerkt aan keuringseisen voor brandveilig meubilair.

2.3 VLOERBEDEKKING

Over het algemeen valt de brandbaarheid van vloerbedekking mee. Horizontale oppervlakken branden doorgaans minder snel dan verticale. Stukjes gloeiend hout, kool of sigarettenpeuken maken meestal alleen een brandplek.

Ook de brandbaarheid van katoenen vloerbedekking is niet groot. Weliswaar brandt katoen gemakkelijk, maar katoenen vloerbedekking is dicht geweven. Daardoor dringt lucht er heel moeilijk door.

Bij tapijten van polyamide (nylon), propyleen of acryl dooft het vuur niet onmiddellijk vanzelf, zeker niet als deze tapijten een lange pool hebben. Vuur kan zo heel lang doorsmeulen. Dat levert grote brandplekken op. Bevat het tapijt ook polypropyleen, dan vormen zich tijdens het branden hete smeltdruppels. Dit kan het ondertapijt of de onderliggende vloer aantasten. Wollen vloerbedekking geeft meestal alleen een schroeivlek te zien.

Het brandgedrag van vloerbedekking wordt in Nederland aangegeven met de brandklassen T1 t/m T3. deze klassen worden toegekend wanneer de vloerbedekking voldoet aan de respectievelijke eisen die de Nederlandse norm stelt.

De betekenis van de klassen is als volgt:

T1
Hoogste klasse van brandveiligheid. De vloerbedekking is niet makkelijk ontvlambaar én het vuur zal zich niet snel uitbreiden in horizontale richting; geschikt voor toepassing in ruimtes met een verhoogd brandrisico.

T2
Niet makkelijk ontvlambaar. Geschikt voor toepassing in de woning met een iets hoger brandrisico, bijvoorbeeld waar gerookt wordt, of met een open haard. Het geeft aan dat de vloerbedekking niet gemakkelijk vlam vat bij ontsteking door een kleine ontstekingsbron, zoals een brandende sigaret of een brandende lucifer.

T3
Lichtste klasse van brandveiligheid. Niet makkelijk ontvlambaar, maar getest volgens een minder zware test dan T2 vloerbedekking. Geschikt voor toepassing in de woning.

Een vloerbedekking die voldoet aan klasse T2 of T3 herkent u aan een P.I.T.-vlamsymbool op het etiket (P.I.T. staat voor Product Informatie Tapijten). Dit symbool betekent dus dat de vloerbedekking een vlam niet onderhoudt of verspreidt, en dus niet bijdraagt aan het ontstaan van brand, mits ontstaan door een kleine ontstekingsbron: sigaret, vonk, lucifer.

2.3 BEDDENGOED

Lakens, slopen en dekbedhoezen bestaan meestal uit katoen, soms uit flanel, badstof of synthetisch materiaal. Dit zijn allemaal gemakkelijk ontvlambare soorten textiel. De zwaardere soorten katoen zijn minder gemakkelijk ontvlambaar dan de zeer lichtgeweven (zogenaamde India-katoen).

Dekens bestaan uit wol, katoen, acryl of samengestelde weefsels. Met name de acryl dekens zijn zeer licht ontvlambaar. Het veiligst zijn dichtgeweven wollen of katoenen dekens.

Dekbedden hebben een vulling van synthetisch materiaal zoals (holle) polyestervezels (makkelijk ontvlambaar) of dons, veren (moeilijk ontvlambaar). De vulling zit in een dichtgeweven synthetische of katoenen tijk (hoes). De synthetische tijk kan bestaan uit allerlei mengsels: polyester/katoen. Het brandgedrag is onvoorspelbaar; in de regel zijn ze alle gemakkelijk ontvlambaar en ontwikkelen ze zeer giftige rook. Matrassen bestaan uit een vulling waarvoor het zelfde geldt als voor vullingen van bekleed meubilair. De vulling is soms afgedekt met een brandwerende tussenlaag (interliner). Daaromheen zit de tijk. Deze kan gemaakt zijn van verschillende soorten textiel, zoals waterdicht nylon (polyamide), zware kwaliteit katoen/viscose, of pvc (polyvinylchloride).

3.    KLEDING

3.1 NACHTKLEDING

Sinds 17 april 1997 kennen we het convenant brandveiligheid nachtkleding. Daarin is gesteld dat nachtkleding (inclusief bad- of kamerjassen) aan bepaalde brandveiligheidseisen moet voldoen. Deze eisen zijn verder uitgewerkt in bijlage 1 van dit convenant, technische eisen voor brandveiligheid nachtkleding. Daarbij wordt verwezen naar de norm NEN 1722. Voor nachtkleding voor kinderen geldt een strengere eis.

Veel toegestane nachtkleding heeft toch nog een zeker brandgevaar. Om u hiervan bewust te maken, moet nachtkleding die u in Nederland koopt, voorzien zijn van een wasecht, ingenaaid etiket, waarop in rode letters staat: "Waarschuwing! Verwijderd houden van open vuur".

Als nachtkleding voldoet aan strengere brandveiligheidseisen dan volgens het convenant, wordt dit kenbaar gemaakt door een ingenaaid etiket waarop vermeld staat: 'Zelfdovend'. Dit etiket zult u in gewone nachtkleding niet vaak aantreffen. De stoffen met deze eigenschappen hebben namelijk minder draagcomfort. Ze worden wel toegepast in kleding voor psychiatrische patiënten en in andere speciale (risico) situatie´s.

3.2 OVERIGE KLEDING

Voor overige kleding bestaan geen wettelijke regelingen. Alle factoren uit paragraaf 1.2 die invloed kunnen hebben op de brandbaarheid, zijn ook op kleding van toepassing. Door de enorme diversiteit en samenstelling van weefsels, en de vele versiersels die verwerkt zijn in en op kleding, is het brandgedrag zeer onvoorspelbaar. Ga er vanuit dat kleding in principe gemakkelijk ontvlambaar is.

Een extra gevaar vormen de hete smeltdruppeltjes die ontstaan wanneer synthetische materialen in brand vliegen. Deze smeltdruppels branden in de huid en geven ernstige brandwonden. De genezing verloopt moeizaam en er blijven vaak lelijke littekens achter.

3.3 BESCHERMENDE KLEDING

In sommige brandgevaarlijke situaties, bijvoorbeeld bij doe-het-zelven, is het raadzaam een beschermende jas, schort of overall te dragen. Voorwaarde is dat zo'n jas of overall van onbrandbaar of zeer moeilijk materiaal is vervaardigd. Zo bestaan er speciale soorten brandvertragend katoen, en materiaal geweven uit aramide kunstvezel.

4.    AANKOOPTIPS

Kleding:

Let op het etiket. Dit vermeldt de vezels waaruit het product is samengesteld. Laat deze informatie u daarbij helpen. Aarzel niet om informatie te vragen aan winkeliers en leveranciers.

Ruimvallende kleding brandt sneller en feller dan nauwsluitende kleding.

Veel (kinder)trainingspakken zijn gemaakt van nylon. Alhoewel nylon niet snel vlam vat, kan het door een hittebron wel smelten en zeer hete smeltdruppels vormen die in de huid inbranden en ernstige brandwonden veroorzaken. Acryl vormt geen smeltdruppels, maar is gemakkelijk brandbaar. Beter is een stevige kwaliteit katoen.

Woningtextiel:

Let bij de aanschaf op de brandeigenschappen. Lees de etiketten, laat deze informatie u daarbij helpen. Aarzel niet om informatie te vragen aan winkeliers en leveranciers.

Beoordeel beklede meubels vooral op de ontvlambaarheid van de bekleding en op de aanwezigheid van een niet-brandbare interliner.

Een moeilijk brandbaar (CMHR-) schuim zal aanzienlijk minder bijdragen tot de brandvoortplanting en tot de ontwikkeling van giftige rook.

TEN SLOTTE

Zolang wettelijk niets is geregeld rond de brandgevaarlijkheid van textiel anders dan nachtkleding, zult u zelf zo goed mogelijk moeten opletten bij de aanschaf ervan.

In afwachting van Europese regelgeving voor bekleed meubilair en matrassen, neem de meubelindustrie medio 1993 het voortouw. Het (vrijwillige) voornemen is te stoppen met de productie van meubilair dat door een brandende sigaret kan worden ontstoken.

Na het lezen van deze informatie realiseert u zich misschien meer dan voorheen dat ook bij u thuis de nodige textiel aanwezig is. En waar textiel is, is ook een bepaald brandrisico. Blijf dus uiterst voorzichtig met vuur en andere ontstekingsbronnen. Vermijd gevaarlijke situaties die ook bij u thuis kunnen optreden, zoals:

- Roken in bed
- Onbewaakt aan laten van een (met name oude) elektrische deken
- Weggooien van niet goed uitgemaakte sigaretten
- Onbeheerd achterlaten van brandende voorwerpen (kaars, sigaret, open haard)
- Wegspatten van vonken
- Een lees-loep die als brandglas werkt wanneer er zonlicht op valt
- Een lamp of andere stralingsbron (te) langdurig of (te) dicht bij textiel of ander brandbaar materiaal houden
- Kleine kinderen spelend met lucifers of aansteker op hun kamer

Overzicht brandeigenschappen van textiel

Nagenoeg niet ontvlambaar

Handelsnamen

Toepassing

Opmerkingen

Poyamide
Aramide

Nomex

Ruimtevaart,
auto-coureurs, brandweer- uniformen,
beschermende
kleding bij brand.

Als mengsel o.a.
met wol

Polyvinylchloride
(PVC)
(Chloorvezel)

Rhovyl, Filalom, Fablon, Cleivyl

Sportkleding, vulling, gestikte dekens, dekbedden

Bij brand ontwikkeling van zoutzuurgas

Moeilijk ontvlambaar

Handelsnamen

Toepassing

Opmerkingen

Polyester

Terlenka, Terylene, Tergal, Tervira, Dracon, Diolen, Fibrefil, Hallofil, Terital, Trevira, Tersuisse, Tetoren, Vestan

Kleding, dassen, shawls, rokken,
vitrages, vulling, van gestikte dekens en dekbedden

Smelt bij brand en geeft dan sterke rookontwikkeling. In zuivere vorm moeilijk brandbaar.

Polyamide

Enkalon, Perlon, Rilan, Nylfrance, Nylon, Antran, Cantrece, Fabelnyl, Nylsuisse, Qiana

Dameskousen, sokken, sportkleding, Parachutes

Smelt bij brand met blauwzuurontwikkeling. In zuivere vorm moeilijk brandbaar.

Wol

 

Algemeen

Smelt niet.
Als het brand ontwikkeling van blauwzuur.

 

Gemakkelijk ontvlambaar

Handelsnamen

Toepassing

Opmerkingen

Polypropyleen

Meraklon

Kleding, tapijten, meubelbekleding, dekens, kousen,
sokken

Brandt en vormt brandende druppels

Katoen

 

Kleding en
woningtextiel

Gloeit na,
smelt niet

Linnen

 

Kleding, zakdoekjes, tafellinnen

Gloeit na,
smelt niet

Jute

 

Zakken, matten
bespanningsstof, gordijnen, achterkant tapijten.

 

Kapok

 

Doorgestikte dekens en matrassen

 

Polyacrylnitril (Acryl)

Acribel, Acrylan, Cashmilon, Creslian,
Courtelle, Crylon, Dolan, Dralon, Orlon
Dunova, Leacril,

Boven- en onder
kleding, bedrijfskleding, woningtextiel, trainingspakken

Brandt als katoen, ontwikkelt dan blauwzuurgas

(Tri)acetaat

Rhodia, Arnel, Tricel, Rhone

Dameskleding,

handschoenen, badkleding, Pyama's

Wordt evenals Viscose uit cellulose vervaardigd

Viscose

Fibrenka, Modal,
Polylose

Kleding en
woningtextiel

Wordt uit cellulose vervaardigd (overwegend uit hout). Vroeger kunstzijde en rayon genoemd.

Polyurethaan

Dorlasten, Lycra, Spanzelle

Badpakken, stretchkleding, korsetten, steunkousen

Ontwikkelt bij brand blauwzuurgas

"Bij samengestelde vezels is de brandbaarheid moeilijk te voorspellen."

Bron: http://www.brandweer-ermelo.net/index.htm